In mijn jeugd was het hip om al jong het ouderlijk huis te verlaten, dus zo op mijn zestiende stond ik liftend langs de snelweg op weg naar de grote stad. Na daar wat dagen dakloos rond te hebben gelopen vond ik een kamer in een huis dat het eigendom was van een leraar Frans.

Hij was een spichtige, maar modieus geklede man van middelbare leeftijd met een toupet dat in kleur contrasteerde met de resten natuurlijk haar aan zijn slapen. Hij verhuurde zijn kamers uitsluitend aan jongens die door hem studenten werden genoemd, terwijl geen van hen naar mijn beste weten ooit een college bezocht. De meesten waren jong, van huis weggelopen of anderszins ontspoord.

De huur die zijn ‘studenten’ moesten betalen kon concurreren met elk ander kamerverhuurbedrijf in de stad. Drs. Frits Verbeek stond er onder de deurbel, maar in de stad stond de huisbaas beter bekend als Fritzie Spoor, omdat hij de middagen doorbracht op het station waar hij jongens probeerde op te pikken.

Lukte dat, dan kwam hij rond vijven thuis met zijn prooi en zette hij de conducteurspollepel die naast zijn kamerdeur hing op rood. Zo wisten zijn ‘studenten’ dat ze even niet welkom waren in zijn vertrekken die anders ook dienst deden als gezelschapsruimte.

Sloeg de voordeur even later dicht en ging de pollepel weer op groen, dan stormden de jongens, die op hun eigen kamers steevast slecht bevoorraad waren, de trappen af om naar Fritzie te gaan, waar ze zich luxe drankjes lieten serveren totdat de stemming er zo inzat dat ze hem, zijn vermanend gekrijs negerend, met een hagel van trefzeker geworpen borrelnootjes naar de keuken jaagden om een maaltijd voor de hele groep te bereiden.

Fritzie vond het leuk zijn jongensharem zo af en toe eens mee te nemen naar een café. Hij liep dan met blozende wangen rond, wees zijn favoriete jongetjes aan, fluisterde de barkeeper wat onverstaanbare dingen in het oor en verliet dan na een rondje te hebben afgerekend weer even onverwacht het pand, omdat wij geen van allen een stuiver hadden en hij bang was het volgende rondje ook te moeten betalen.

Wij, de jongetjes, hadden stuk voor stuk al genoeg meegemaakt in het leven zodat we niet voor één gat te vangen waren. Zodra Fritzie de deur uit was vleiden wij onze hoofden tegen de oudste homo’s in het café, vertelden over de gruwelijke tegenslagen in onze jonge levens en zo kwamen we gratis drankjes drinkend en tientjes lenend prima de avond door.

Maar Fritzie had ook hele nare buien, vooral wanneer de hypotheek, die hij per kwartaal afrekende, toch echt betaald moest worden. Dat was steevast het moment dat hij zich realiseerde hoe duur zijn jongensharem wel niet was. Dan foeterde hij jongens uit die meer dan een half jaar huurachterstand hadden, of kwam langs met vacatures voor werk aan de lopende band bij Johnson Wax en schreeuwde dat we maar eens de kost moesten gaan verdienen. Schoorvoetend deden we dat dan ook.

Dat vroeg opstaan en werken aan de lopende band duurde nooit langer dan een week, want dan had hij allang een manier gevonden om van zijn alleenstaande vrouwelijke collega’s op school, die niet mochten weten dat hij homoseksueel was, wat geld af te troggelen om de hypotheek te betalen.

Was het hypotheekprobleem eenmaal opgelost, dan werd hij eigenlijk alleen nog maar geil van de bezwete jongens die vloekend thuiskwamen na een dag hard werken. Bij uitbetaling van het eerste weekloon zat hij dan klaar in een jumpsuit met panterprint om drankjes in te schenken voor zijn jongens en de beste biefstukken voor ons te bakken. Over werken werd dan minstens twee maanden niet meer gesproken.

Maar zijn nare buien konden ook hele andere vormen aannemen. Niemand van ons had seks met Fritzie. Had je eenmaal iets met Fritzie gedaan, dan kon je na een tijdje de achterstallige huur betalen en dan stond je op straat. Fritzie hield niet van vastigheid. We hadden wel eens jongetjes in huis gehad die dachten dat ze die gouden regel konden doorbreken, maar dat liep altijd slecht af.

In een van zijn nare buien bracht hij ons naar een Gay Leather Bar in de Warmoestraat. Het moet in 1971 of zo zijn geweest. Voor het eerst van mijn leven maakte ik kennis met mannen die eruit zagen als op de tekeningen van Tom of Finland. Veel ultrastoer leer, Nazipetten, laarzen en rijbroeken. Ik was zeer onder de indruk.

Eén man in het bijzonder intrigeerde me, omdat hij voordat hij naar het toilet ging omslachtig en met veel kabaal zijn vriendje aan de bar vastketende met kettingen die zo van een havenbedrijf leken te komen. Dat leek mij ook wel wat, maar dan misschien niet in de rol van vastgeketend zijn.

Ik had geen idee van mijn geaardheid, ik twijfelde voortdurend tussen homo en hetero, dus noemde ik mezelf biseksueel, maar zoals die mannen daar, nee zo was ik zeker niet. Zou ik daar langer over nagedacht hebben, dan was mijn provinciaalse hoofdje waarschijnlijk ter plekke uiteengespat.

Ook leerde ik daar nieuwe begrippen, zoals Dark Room en Poppers. Dat laatste hoefde niet uitgelegd te worden, want ik had al meteen zo’n geel flesje onder mijn neus dankzij een behulpzame man met immense snor en bakkebaarden. Heel galant. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen en mijn hersenen leken in vloeibaar zuurstof te drijven, maar het spul werkte veel te snel uit en daar stond ik dan in mijn mohair vestje met opgeslagen kraag, een T-shirt dat ver boven mijn navel eindigde en een spijkerbroek die na een aantal uren dragen een zeurende pijn in mijn ballen veroorzaakte.

Dikkie, het oudste jongetje van de groep – hij moet wel bijna achttien zijn geweest – legde me uit dat de Dark Room niet iets was om je druk over te maken. Het was gewoon een kwestie van je aan bepaalde codes houden en dan liet iedereen je met rust. Hij verzekerde mij wel dat het zeer de moeite waard was om even te gaan kijken.

Eenmaal binnen zag ik even helemaal niets omdat mijn ogen nog moesten wennen aan het weinige licht, maar de geluiden die ik hoorde logen er niet om. Gekreun, zweepslagen, klaarkomen alsof er geen buren bestonden, gekrijs, het was één grote kermis van wellust. De eerste redelijke gedachte die mij door het hoofd schoot was dat ik me geen enkele gedragscode die Dikkie had verteld nog wist te herinneren. Ik raakte in paniek en schoof doodsbang langs muren met mijn kont in de richting van de mannen in het midden.

Dat had ik beter niet kunnen doen. Misschien was dat een van die codes ik verkeerd had herinnerd. Een uur later kwam ik weer lijkbleek uit die Dark Room. De bovenste knoop van mijn spijkerbroek miste, mijn mohair vestje was bezoedeld met sperma en het zou nog dagen duren voordat ik weer fatsoenlijk kon zitten.

‘Ik was die gedragscodes helemaal vergeten,’ zei ik nerveus tegen Dikkie. Hij haalde zijn neus op en nam me spottend van top tot teen op en zei: ‘Je had natuurlijk ook gewoon nee kunnen zeggen.’

Zijn aanbod om nog even naar de Club Lord te gaan om wat tientjes te lenen bij oudere heren, sloeg ik af. Ik liep naar huis en daar stond ik tot grote ergernis van Fritzie minstens een uur onder de douche. Ik kon in het geheel niet plaatsen wat me overkomen was.

Voor een deel voelde ik me vernederd, maar ook voelde ik me opeens heel volwassen en vanaf die dag zou ik niet meer naar het Centraal Station fietsen via het Damrak, maar via de Warmoestraat. Soms stond ik daar dan een half uur op de stoep te kijken naar wie er bij die leerclub naar binnen ging en wie er naar buiten kwam.

Zelf die club binnenlopen durfde ik niet. Het had niet goed gevoeld wat ik daar had meegemaakt, maar in mijn beleving lag daar toch de sleutel tot iets diep in mij dat om verlossing schreeuwde.

Hans van der Kamp